Verzorging

De lessen worden door de instructeur(-trice) ingedeeld op het bord bij de stallen. De namen van de paarden staan hierop met daarachter het nummer van dat paard dat correspondeert met het nummer achterop het zadel en voorop het hoofdstel. Seciale benodigdheden staan ook op dit bord.

Als je een paard moet zadelen, dan begin je altijd met het poetsen en klaarleggen van de spullen. We benaderen het paard altijd vanaf de linkerkant en laten horen door middel van je stemgebruik dat je je paard nadert, wanneer je paard niet stil blijft staan kun je hem het oranje hoofdstel aandoen en door vast zetten aan de ketting in de stal. Je mag hem nooit aan het hoofdstel of bit vastzetten, wel aan het halster op de spuitplaats tussen 2 kettingen of in de stal.

Je begint het poetsen met de roskam. Met deze borstel maak je ronddraaiende bewegingen tegen de haren in, zodat het stof goed loskomt. Je werkt altijd van voor naar achter. Op de lichaamsdelen van het paard waar de huid dun is, mag je niet met de roskam komen omdat dit te gevoelig voor het paard is. Vergeet niet om de roskam regelmatig uit te kloppen.
Nadat je de roskam hebt gebruikt, pak je de harde borstel. Met lange slagen borstel je nu het stof van de huid. Ook nu niet te hard op de rug, hoofd en benen. Regelmatig de borstel met de roskam of de hand schoonvegen.
Na de harde komt de zachte borstel. Deze mag je overal gebruiken op dezelfde manier als de harde, hiermee poets je het laatste stof van z’n lijf. Bij de staart hoef je alleen de strootjes eruit te halen en mag je niet met de borstel er doorheen, omdat er dan veel te veel haren uit getrokken worden. De manen moet je met een manenborstel borstelen.

De hoeven moet je met een hoevenkrabber uitkrabben om te controleren of er geen steentjes en dergelijke in zitten die pijn kunnen veroorzaken.

Afdrukken